Schilderkunst

De schilderijencollectie van het museum bestaat in hoofdzaak uit werken uit de periode 1890-1940. Van de ruim honderd kunstenaars die in Noordwijk woonden en of werkten zijn er enkelen die zich onderscheiden door de duur waarin ze in Noordwijk waren of door het belang dat kunsthistorisch aan hun werk toegedacht wordt.

Het werk van de schilder Ludolph Berkemeier is goed vertegenwoordigd in de Collectie van Museum Noordwijk. Deze schilder vestigde zich na zijn opleiding in Duitsland (Düsseldorf en Weimar) op 28 oktober 1896 in Noordwijk. Zijn keuze voor onze badplaats deed hij vanuit economische overwegingen; de rijke, vooral Duitse toeristen waren zijn potentiële klanten. Berkemeier bleef nagenoeg onafgebroken woonachtig in Noordwijk tot zijn dood op 18 juli 1930. Werk van Berkemeier uit de vaste collectie van Museum Noordwijk is te zien in de stal.

Jan Wijsmuller schilderde landschappen, stadsgezichten, strandgezichten met bomschuiten en schelpenvissers. Hij had als bijnaam ‘Jan de Goeierd’ omdat hij zoveel onderscheidingen met z’n werk behaalde maar ook altijd klaar stond om andere schilders te adviseren. Zo wierp hij zich ook op als mentor van Ludolph Berkemeier. Enkele werken van zijn hand bevinden zich in de collectie van het museum en maken tevens deel uit van de vaste collectie m.n. in de stal.

Ook het werk van de schilder Leo Klein (von) Diepold heeft een duidelijke plek in de collectie van het museum. Deze Duitse schilder bezocht van 7 februari tot 29 augustus 1900 voor het eerst de badplaats Noordwijk. In de daarop volgende jaren kwam hij voor perioden van drie tot vier maanden terug om op 6 november 1906 te trouwen met Ilse Tappenbeck, de dochter van de oprichter van het Kurhaus Huis ter Duin. Op 15 oktober 1919 werd dit huwelijk ontbonden. Zijn Noordwijkse werk omvat diverse portretten, sociaal geëngageerde taferelen en impressies van Noordwijkse landschappelijke scènes. In de vaste opstelling is er altijd wel werk van Leo Klein Diepold opgenomen.

Leon Senf was voor langere tijd chef d ’atelier bij de Porceleyne Fles te Delft en heeft m.n. kunsthistorisch naam gemaakt door de introductie van het zgn. Nieuw Delft’s. Als Leon Senf zich op 24 april 1918 in Noordwijk vestigt, is hij achtenvijftig jaar. Zijn tekeningen, aquarellen en schilderijen die vaak betrekking hebben op het landleven en deel uit maken van de collectie van Museum Noordwijk, geven een prachtig beeld van het vrije werk van deze kunstenaar die op 3 september 1940 overleed. Welbekend is o.a. het portret van de Noordwijkse badman Thijs van der Linde dat door het V.V.V. in 1928 gebruikt werd in een poster die op vele binnenlandse en buitenlandse stations te zien was.

De Rotterdamse schilder Maarten Jungmann vestigt zich in de zomer van 1922 in Noordwijk. Z’n voorliefde voor water als beeld zal daarbij van invloed zijn geweest. In de twintiger jaren werd hij door de kunstkenners als één van de grootste Nederlandse schilders ooit aangemerkt. In februari 1943 moeten hij en z’n vrouw in opdracht van de Duitse bezetter evacueren. Ze verhuizen dan naar Leiden, waar Maarten Jungmann op 9 december 1964 overlijdt. Naast de beelden waarin water een grote rol speelt, zijn ook zijn stillevens heel bijzonder. Z’n werk laat zich met dat van geen enkele andere schilder vergelijken. Het Noordwijks Museum heeft diverse werken van hem in haar collectie en regelmatig zijn daar voorbeelden van in de vaste collectie te zien.

Tenslotte kan in dit overzicht ook de schilder Daniël Noteboom niet ontbreken. Bij geen enkele andere schilder die in Noordwijk werkzaam is geweest, is de noodzaak om te produceren en te verkopen beter afleesbaar dan bij hem. De kwaliteit van zijn schilderwerk loopt dan ook sterk uiteen. Naast een aantal schitterende werken van zijn hand, zal hijzelf over een groot gedeelte van zijn oeuvre niet echt tevreden zijn geweest. Zijn schelpenvissertjes bijvoorbeeld produceerde hij bijna aan de lopende band. In menig Noordwijkse huiskamer is nog werk van zijn hand te vinden. Ook in de collectie van Museum Noordwijk ontbreekt het niet. Van 1910 tot 1 maart 1943 heeft deze van origine Rotterdamse kunstenaar in Noordwijk gewoond en gewerkt. Op 27 maart 1943 overlijdt hij in Leiden. In de stal van het museum is ondermeer een schelpenvisser van zijn hand te zien.